Text Willem Elias - NL/EN
Oog in oog staand met werk van Elise Berkvens is mijn eerste reactie terugdeinzen. Weliswaar een ‘reculer pour mieux sauter’, toch geen blik die nieuwsgierig toenaderen wil, aangetrokken door een mysterieuze intimiteit van het geheim van een mooi beeld. Haar composities zenden het zicht, gekoppeld aan het inzicht, wandelen. Wat is hier verduiveld gebeurd? Daar vindt een kat haar jongen niet in terug. Er is echter geen kat te zien. Er vertoeven geen levende wezens in de opstellingen van Elise Berkvens. Toch zitten haar constructies vol menselijke afwezigheid. Het lijkt wel een bouwwerf bij schafttijd. Of moet ik het destructiever zien en is dit een ruïne na een aanslag met een recent ontwikkeld springtuig waarvan de gevolgen nog ongezien zijn? Ze maken geen brokken, ze decomposeren enkel de bestanddelen van de ruimte. Het kot staat op stelten.
Voor alle duidelijkheid, de spontane recul wordt niet ingegeven door enige weerzin voor een afstotelijk beeld. Integendeel, haar kleurenpalet is lieftallig: hemelse blauwen, felle roden, helle gelen. De constructies boezemen geen angst in, wel verwondering over de verwarring. De blik vindt geen rustpunt, maar tast de ruimte zoekend af. Nieuwsgierigheid borrelt langzaam op. Zelfs in die mate dat men zin krijgt in het schilderij te stappen en de toestand van de chaos op te meten.
Het werk van Elise Berkvens toont bij nader inzien een verwantschap met dat van de Italiaan, Giorgio de Chirico (1888-1978), die leegten schildert met objecten die met elkaar ongewone relaties hebben. De gelijkenis zit niet in de opbouw van de beelden, wel in de filosofische diepgang. Men heeft zijn kunst “Pittura metafisica” genoemd. Voor de Chirico behelst het ‘metafysische’ dat wat voorbij de realiteit gaat. Dat was ook de oorspronkelijke betekenis die Aristoteles eraan gaf, de bespiegelingen die aanvangen wanneer de fysica het wetenschappelijk niet meer kan verklaren. In zekere zin heeft elke kunst een metafysische dimensie, omdat ze met de werkelijkheid iets doet dat meer is dan de realiteit te zijn. Meestal past dat in het filosofiehoofdstuk ‘ethica’. Als het fundamentele vragen betreft over ruimte en tijd, orde en chaos, eindigheid en eeuwigheid, behoort het tot de zuivere metafysica. Dit is het geval bij de Chirico en eveneens bij Elise Berkvens.
Haar constructies blijken allesbehalve wanorde. Elise, gefascineerd door de ruimtelijkheid, vervaardigt, zoals een architect, ter voorbereiding maquettes. Niet van bewoonbare plekken, wel de ruimte om de ruimte, als bevraging van de driedimensionaliteit. Dat doet ze door een ontleding, d.w.z. het geheel opdelen in elementen door ze in één vlak, de tweedimensionaliteit, te schilderen en te zien herrijzen via het effect van perspectieven. Aldus beleeft ze spatialiteit. Het oog tromperen is een belangrijk aspect van de schilderkunst, meesterlijk gesynthetiseerd door ‘la trahison des images’ van René Magritte.
De metafysica van Berkvens heeft een Oosterse dimensie. Men zou haar constructief spel met de architecturale elementen kunnen zien als een visuele yogaoefening, als ruimtelijke meditatie. De kleermakerszit is dan ook de te verkiezen positie om haar werk te aanschouwen.
Een oeuvre een filosofische lading geven, is één zaak. Dat ‘een schilder een schilder blijft’ is een ontegensprekelijke tautologie. Tenzij iemand die verf op een bepaalde wijze op een drager aanbrengt, dat niet is, en dan is deze ook geen beeldend kunstenaar, meester in de poëtische verhoudingen van vorm, kleur en materie. Men kan het werk van Elise Berkvens dan ook bekijken als een bijdrage aan abstracte kunst. De wankelsituatie als abyssale afgrond van deze kunst, bestaat eruit dat, hoe fundamenteel ze ook is, ze neigt naar uitholling. Zodoende kan ze tot decoratie verworden, de grote angst van kunstenaars. Berkvens geeft aan haar vlakken, vlekken, lijnen en penseeltrekken de potentie om enkel op hun vorm bekeken te worden. Aldus krijgt haar werk ook iets van de eend-konijn-illusie. Genieten van de formele kwaliteiten op zich, of ze interpreteren.
À propos, zijn sommige van die donkere delen geen schaduw van de schilder zelf? Elise als duistere geest in haar eigen werk?
Willem Elias, kunsthistoricus
2024, n.a.v. de duoshow met Roel Vandermeeren in galerie S & H De Buck te Gent. Willem Elias deed ook de introductie van mijn solo tentoonstelling in Huis Hellemans (2012), cureerde mijn werk in de groepstentoonstelling tijdens BAD (2016) en SA-TA-WA-CA-FA (2024). Hij kende mij de kunstprijs toe tijdens ArtISTmeeting (2023).
--
Freely translated into English:
When I came face to face with work by Elise Berkvens, my first reaction was to recoil. Although a 'reculer pour mieux sauter', it is not a look that wants to approach with curiosity, attracted by a mysterious intimacy of the secret of a beautiful image. Her compositions transmit sight, linked to insight, walking. What the hell happened here? A cat won't find her young in there. However, there is no cat in sight. There are no living beings in Elise Berkvens' setups. Yet her constructions are full of human absence. It looks like a construction site at break time. Or should I see it more destructively and is this a ruin after an attack with a recently developed explosive device, the consequences of which are still unseen? They don't create chunks, they just decompose the components of space. The room is in shambles.
To be clear, the spontaneous recul is not motivated by any aversion to a repulsive image. On the contrary, her color palette is lovely: heavenly blues, bright reds, bright yellows. The constructions do not inspire fear, but amazement at the confusion. The gaze does not find a resting point, but scans the space searchingly. Curiosity bubbles up slowly. Even to such an extent that one feels like stepping into the painting and measuring the state of chaos.
On closer inspection, Elise Berkvens' work shows a kinship with that of the Italian, Giorgio de Chirico (1888-1978), who paints voids with objects that have unusual relationships with each other. The similarity is not in the structure of the images, but in the philosophical depth. His art has been called “Pittura metafisica”. For de Chirico, the 'metaphysical' involves that which goes beyond reality. That was also the original meaning that Aristotle gave it, the reflections that begin when physics can no longer explain it scientifically. In a sense, all art has a metaphysical dimension, because it does something with reality that is more than being reality. This usually fits in the philosophy chapter 'ethics'. If it concerns fundamental questions about space and time, order and chaos, finitude and eternity, it belongs to pure metaphysics. This is the case with de Chirico and also with Elise Berkvens.
Her constructions appear to be anything but disorder. Elise, fascinated by spatiality, makes models in preparation, like an architect. Not of habitable places, but of space around space, as a questioning of three-dimensionality. She does this by dissection, i.e. dividing the whole into elements by painting them in one plane, the two-dimensionality, and seeing them rise through the effect of perspectives. In this way she experiences spatiality. Tromping the eye is an important aspect of painting, masterfully synthesized by René Magritte's 'la trahison des images'.
Berkvens' metaphysics has an Eastern dimension. One could see her constructive play with the architectural elements as a visual yoga exercise, as spatial meditation. The cross-legged position is therefore the preferred position to view her work.
Giving an oeuvre a philosophical charge is one thing. That 'a painter remains a painter' is an undeniable tautology. Unless someone who applies paint to a support in a certain way is not, and then he or she is not a visual artist, a master of the poetic relationships of form, color and matter. The work of Elise Berkvens can therefore be viewed as a contribution to abstract art. The precarious situation as an abyssal abyss of this art consists in the fact that, however fundamental it is, it tends towards erosion. It can thus become decoration, the great fear of artists. Berkvens gives her surfaces, spots, lines and brushstrokes the potential to be viewed solely for their form. In this way, her work also takes on something of the duck-rabbit illusion. Enjoying the formal qualities in themselves, or interpreting them.
By the way, aren't some of those dark parts shadows of the painter himself? Elise as a dark spirit in her own work?
Willem Elias, art historian
2024, following the duo show with Roel Vandermeeren in the S & H De Buck gallery in Ghent. Willem Elias also did the introduction of my solo exhibition in Huis Hellemans 2012, curated my work in a group exhibition during BAD (2016) and SA-TA-WA-CA-FA (2024). He awarded my work during ArtISTmeeting (2023).